Ik schrijf je een ode, omdat een uitgewerkt interview tekort doet. Sinds ik je ken, ben je één van mijn favoriete mensen. Dat jij je soms eenzaam voelt, dat raakt mij. Maar jij moet leven zonder jouw favoriete persoon ter wereld: Gerrit.
Lieve Erik,
Laatst vertelde ik over jou aan mijn vader. Dat ik zou willen dat jij mijn opa was. Dat is niet oneerlijk of onaardig tegenover mijn echte opa’s, want die zijn er allebei niet meer. En jij bént er, met je gulle lach, je rode jas en groene ring.
Maar dat mensen jou zo graag om zich heen hebben, neemt de momenten van eenzaamheid niet weg. ‘Mette,’ zeg je, terwijl je mij bij mijn arm vastpakt, ‘ik voel mij soms zo eenzaam.’ Ik kijk je aan, en sta wat vertwijfeld stil.
Jij bent een van de vaste gasten van het restaurant waar ik lang heb gewerkt, en waar ik zo af en toe nog eens een avond bijspring. Het is niet druk, maar we voeren het gesprek enigszins fluisterend. ‘Hoezo dan?’ vraag ik.
‘Ja, het is niet dat ik alleen ben, hoor. Laatst vierde ik een feestje, en had ik toch zomaar zestig mensen uitgenodigd. Dat moest ook wel, anders verhuurde Van der Valk de zaal niet aan mij.’ Ik lach. Voor een feestje van Erik zou iedereen zijn of haar agenda gelijk leegmaken.
Maar je bent in 2013 je man verloren. En Gerrit was niet alleen je man, maar ook je beste vriend. Hij leerde jou ontspannen en heeft je kennis laten maken met onvoorwaardelijke liefde. En samen met Gerrit organiseerde je etentjes in de met familiekunst versierde eetkamer.
Eenzaam ben je, omdat het sinds vijf jaar zonder Gerrit moet: leven. We besluiten het daar eens over te hebben, op het terras van Madeleine, het restaurant waar jij normaal te gast bent als ik werk. ’Ik moet nu iedere dag alles zelf doen. Toen ik nog samen was met Gerrit, heb ik tegen geen enkele dag opgezien. Nu vind ik het soms maar lastig.’
Twee nichtjes komen binnenkort op bezoek, de kinderen van je neef. Die neef woont in Nieuw-Zeeland, en komt zo af en toe langs. ‘Toen die meiden voor het eerst bij mij thuiskwamen, vonden ze het net een museum.’ Nu komen ze ook weer langs, en moet jij een dagplanning bedenken.
Je ziet er zichtbaar tegenop. De vermoeidheid aan het einde van die dag is al bijna voelbaar als je er alleen al aan denkt. Want dat is ook zoiets, vertel je, die middagdutjes. ‘Ik moet echt even slapen tussen de activiteiten door. Eerst kon ik gewoon een hele dag op pad.’
76 jaar ben je nu. ‘En een half,’ zeg je er gekscherend achteraan. Of ik echt wil weten wat je allemaal gedaan hebt, vraag je. Je begint aan een reeks opleidingen, banen en namen van organisaties waar je ooit wel werkte maar nooit je plek vond.
Als traiteur kon je, samen met een collega van Philips, mensen verblijden met je kookkunsten. En toen kwam je Gerrit tegen, een man uit Utrecht met een eigen juwelierszaak. ‘Je werkt te hard,’ zei hij, vertel je. ‘En daar zou ik niet rijk van worden. Ik ging bij Gerrit werken.’
Gerrit overleed aan vasculaire dementie. En toen jullie net een jaar bij elkaar waren, kreeg jij een hersenbloeding. Jullie zorgden voor elkaar, altijd. Nu staat hij – naast zijn verzameling Russische eieren – op het dressoir in de woonkamer. In een lijstje. De kunst van zijn neven, nichten, ooms en tantes hangt aan de muur. Om jouw linkerpols een horloge en om jouw linkerringvinger een ring. Van Cartier. ‘Dat vond ik het enige mooie in de hele winkel.’
Alleen ben je nooit, maar zelfs te midden van de drukte tijdens de jaarlijkse Parade voel je je eenzaam. ‘Hoe kan ik mij daar nou eenzaam voelen? En toch gebeurt het. Ik kom alleen thuis, en moet alleen weer opstaan. Ik heb veel contact, maar als je afspraken maakt, moet er ook van alles.’
‘Wat ik doe als ik eenzaam ben? Dan ga ik iets doen om dat uit de weg te gaan. Hoe langer ik alleen ben, hoe meer mensen zich van mij af lijken te keren. Contacten die ik had zijn minder geworden, en ik voel mij vaak een storende factor. Dan denk ik dat mensen het niet meer leuk vinden om mij erbij te hebben. Maar ach, ik moet ook niet zeuren.’
De mensen naast ons op het terras hebben het gezellig. Jij eet vaak alleen, bij Madeleine. ‘Ik zat hier dus laatst, en mijn buurman bestelde hetzelfde hoofdgerecht. Dan heb ik gelijk een gesprek, en zit ik zomaar de rest van de avond te kletsen.’ Ja, Erik, zo ben jij. Iedereen praat graag met je, omdat je ogen twinkelen. Omdat je lach uitnodigend is en je grinnikt om gekke voorbijgangers.
Deze brief verscheen eerder op de website van EMMA – Experts in Media en Maatschappij. De foto’s zijn gemaakt door Patrick van der Hurk.