Het is woensdagochtend, 11 juli 2018. De zon had wat moeite met wakker worden, maar breekt door op het moment dat onze voeten het zand raken. Op het Zandvoortse strand mag ik Edward Molkenboer alles vragen over zijn relatie met eenzaamheid.
Ik had een droom, begint Edward. ‘Vanaf mijn negentiende wist ik wat ik wilde: rijkdom. Een succesvol reclamebureau bracht mij dat.’ Maar waar succes is, zijn ook mensen nodig. Het bedrijf van Edward groeide uit tot elf werknemers. En toen was er opeens iets nodig waar hij niet van droomde: managen.
‘Eerst deed ik het werk met een klein team. Opeens moest ik alles anders inrichten, van een groter pand met allure tot de aansturing van medewerkers. Dat ging helemaal niet goed.’ Ed moest zijn bedrijf verkopen, om een persoonlijk faillissement te voorkomen. Daarbij hield de relatie met de moeder van zijn zoontje geen stand.
We zijn niet voor niets op het strand. Het is de plek waar Ed, zo noemt hij zichzelf herhaaldelijk in de gesprekken, met eenzaamheid heeft leren omgaan. ‘Vanaf hier liep ik naar IJmuiden en terug. Soms was ik acht uur lang onderweg, en meerdere keren heen-en-weer gelopen.’
Tijdens het maken van de foto’s, spreidt Ed zijn armen als vleugels. ‘Zo herkennen vrienden mij. Het eerste wat ik doe als ik ze zie, is een knuffel geven. Met open armen.’ Ook zijn houding is open, toegankelijk. Niet iemand waarvan je verwacht dat eenzaamheid hem zou overkomen.
‘Op werk ging het slecht, daar leed ook mijn relatie onder. We hadden net een zoontje gekregen, wat ik met het vaderschap aan moest wist ik al helemaal niet. Ik had geen tijd meer om te sporten, en zat slecht in mijn vel.’ Een klein(er) netwerk, het verlies van werk en partner en slechte gezondheid, dé ingrediënten voor eenzaamheid.
‘Dat is precies wat je bij ouderen ziet gebeuren. Het overkwam mij toen ik 38 was.’ Zijn droom, waar hij negentien jaar naartoe had geleefd, viel in duigen. ‘Dat was heel confronterend.’
Naast het zien van een therapeut, twee keer per week, belde Ed twee keer per dag een uur met zijn beste vriend. ‘Hij zat ’s ochtends en ’s avonds in de bus naar en van werk. Ik mocht hem dan bellen, terwijl ik zelf over het strand wandelde.’ Praten hielp hem, tot op zekere hoogte.
‘Hoe mooi is het als we eenzaamheid kunnen omarmen?’
‘Hierdoor werd ik wel emotioneel afhankelijk van mijn beste vriend. Die afhankelijkheid, concludeerde ik samen met mijn therapeut, had ik zelf gecreëerd om mijn eenzaamheid niet te voelen. Ik had iets externs, iemand anders, nodig om tot rust te komen.’
Hij moest het zelf gaan doen. Niet alleen zonder telefoongesprekken met zijn beste vriend, maar ook zonder therapeut. ‘Ik moest onafhankelijk worden. Vanaf toen ben ik de eenzaamheid gaan opzoeken. Van nature duwt de mens eenzaamheid weg, want het is een vervelend gevoel. Terwijl we er allemaal mee te maken krijgen. Hoe mooi is het als we dat kunnen omarmen? Als we weten hoe we ermee om moeten gaan?’
Hoe zou jij eenzaamheid omschrijven, vraagt Ed mij. Een machteloos gevoel, besluiten we samen. Het verliezen van grip op de situatie. ‘Ik was die controle volledig kwijt. Om dat gevoel op te zoeken, bracht ik avonden alleen op de bank door. Om heel bewust niks te doen. Ik liep eindeloos langs de kustlijn, en ben gaan lezen. Heel veel boeken over spiritualiteit en het komen tot je gevoel.’
Ed leerde zijn eenzaamheid kennen en plaatsen, toen hij begon met koffieschenken bij ouderen. Op advies van zijn tante. ‘Ik zag bij de ouderen precies wat ik ook voelde, maar ik was twee keer zo jong. Die herkenning was fantastisch, en dat maakte dat ik besloot er iets mee te doen. Vanuit een stichting bestrijd ik nu eenzaamheid, en blijf ik telkens op zoek naar manieren om mensen terug in een netwerk te krijgen, met een doel en relaties.’
‘Zoals ik mijn armen net spreidde hè,’ begint Ed, ‘dat deed ik niet altijd al. Aan het begin liep ik met gebogen hoofd te struinen. Ik keek naar de grond, zag niks van wat er om mij heen gebeurde. Tot ik besloot naar voren te kijken. Waar te nemen. Ik glimlachte, en raakte in gesprek met de andere mensen op het strand. Zodra ik mijn houding opende, raakte ik weer in contact.’
Eén ding beloofde Ed zichzelf: hij zou nooit, maar dan ook nooit meer op kantoor werken. ‘Dit,’ hij wijst om zich heen naar het strand, ‘dit is mijn kantoor.’ Aan wie hij het ook vertelt, de reactie is verwondering. Iedere dag op het strand, buiten, vrijheid. ‘Als ik hier met mijn laptop en kopje koffie zit, voel ik mij echt wel eens eenzaam. Ik heb geen collega’s met wie ik kan kletsen.’
We lopen samen naar de trein, het donkere wolkendek doet Ed besluiten verder thuis te werken. Ed zit tegenover mij in de trein, en vertelt verder. ‘Ik heb tien dagen het daklozenbestaan mogen ervaren. Ooit had ik een eenzame man uit Maastricht beloofd hem op te zoeken. Bij de oprichting van de stichting had ik besloten wat mijn missie was; personen stimuleren om goed te doen voor anderen die zich in uitdagende levenssituaties bevinden.’
‘Eén van zijn dromen kwam uit: hij sliep op het strand’
Hij kwam op het idee om zijn eigen missie te testen, door zichzelf in zo’n situatie te plaatsen. Om te ervaren of hij dan geholpen werd. ‘Nieuwsgierig als ik was naar het leven als dakloze, ben ik zonder iets naar Maastricht gegaan, lopend en liftend.’ Eén van zijn dromen kwam uit: hij sliep op het strand. ‘Dat is verboden in Nederland, dus onder andere omstandigheden had ik dat nooit gedaan.’
‘Grappig eigenlijk, ik heb mij niet een moment eenzaam gevoeld tijdens die dagen. Ik kwam erachter dat het kon, leven zonder geld.’ De eerste keer zijn hand ophouden, was wel wat gek. ‘Ik probeerde het juist bij een groep, het leek mij dat dat beter werkte. De vrouwen in het gezelschap waren inderdaad bereid wat geld te geven, tot de mannen daar een stokje voor staken.’ Andere strandgangers die wat verderop stonden, reageerden hier verbaasd op en riepen Ed bij zich.
‘De rest van de week heb ik op bijzondere plekken geslapen, ben ik op barbecues beland, in daklozencentra beland en heb ik de prachtigste gesprekken gevoerd. Het moment dat ik mijn pinpas weer mocht gebruiken, was zelfs wat gek. Ik vond het zo mooi om te ontdekken dat je ook zonder geld overleeft.’